Recht op ouderdomspensioen | 1 Recht op ouderdomspensioen overeenkomstig de bepalingen van deze wet heeft degene, die -
a. de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, en -
b. ingevolge deze wet minimaal één kalenderjaar verzekerd is geweest in het tijdvak, aanvangende met de dag waarop de aanvangsleeftijd is bereikt en eindigende met de dag voorafgaande aan de dag waarop de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt. 2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de herleiding van gedeelten van kalenderjaren tot gehele kalenderjaren. |